Kortverhaal De binocle- Couperus
Opdracht 3: Kortverhaal
Gezamenlijke hamvragen:
Heeft deze persoon geen vrienden of familie waaraan hij de gebeurtenis kan vertellen?
Waarom is er zo weinig duidelijkheid over de achtergrond van het personage?
Waarom krijgen we geen naam?
Wat ziet het personage door de binocle?
Waarom gaat hij alleen en niet met zijn vrouw terug?
Wie is de kale man?
Waarom zit hij op de vierde rij?
Waarom wilt hij niet meer op de vierde rij zitten
Wanneer heeft hij door dat zijn binocle kan vallen?
Waarom gooit hij de binocle de tweede keer?
Van wie is de gehuurde binocle oorspronkelijk?
Hoe geraakt hij aan een kaartje voor de tweede voorstelling?
Uitwerking drie hamvragen:
Waarom wil het hoofdpersonage de binocle gooien naar de kale man?
De opticien, met een vogeltronie, heeft hem de binocle verkocht. Door die binocle ziet hij rare beelden.Hij beseft door het liefdeslied van Siegmund en Sieglinde hoe alleen hij staat in de wereld. De toneelkijker zorgt ervoor dat hij deze liefde ziet, waardoor hij zich gecontroleerd voelt door dit voorwerp. Hij wil er zo snel mogelijk vanaf, en dit op zo een agressieve manier dat hij in een vlaag van wanhoop probeert de belichaming van zijn woede, de binocle, weg te gooien..
Bij de eerste voorstelling kan hij zich nog inhouden door weg te lopen en de binocle achter te laten. Bij de tweede voorstelling kan hij zich niet meer houden en gooit hij de binocle. Dit komt omdat hij constant geconfronteerd wordt met de opticien, het is diens schuld dat hij deze beelden krijgt. In een vlaag van woede gooit hij de binocle, de schuld van al zijn problemen, naar het eerst het beste ding dat hem doet denken aan de opticien. Hij gooit de toneelkijker, het voorwerp van al zijn problemen, om de verschrikkelijke gedachten kwijt te geraken.
De ironie is juist dat de binocle de kale man niet raakt maar iemand anders.
Waarom was hij al nerveus op voorhand?
Het is niet makkelijk om in deze tijd als vreemdeling rond te lopen. Je voelt je vaak alleen tegenover de wereld en dit is sowieso al niet makkelijk om mee te leven.
De jongeman die al nerveus is aangelegd, komt in aanraking met de, in zijn ogen, afschrikwekkende opticien, wat zijn nervositeit pijlsnel de hoogte in laat schieten. Zelf beseft hij dat hij vaak mensen snel beoordeelt en dat hij zeer snel mensen sympathiek of antipathiek vindt, maar bij deze man krijgt hij een enorm onbehaaglijk gevoel. (“Wel meer had hij die vreemde antipathieën, sympathieën ook, en ze maakten soms het gewone leven wel lastig”)
Heeft de man door dat hij zijn lot niet kan veranderen en dat zijn eenzame toekomst vastligt?
Pas vanaf de jonge journalist door de binocle kijkt beseft hij hoe eenzaam hij eigenlijk is. De vooraf verworven nervositeit bereikt een hoogtepunt en hij kan zichzelf nog net op tijd inhouden. Hij ontloopt zijn lot, maar jaren later komt hij terug.
De gebeurtenissen zijn praktisch identiek aan elkaar. Hij zit op dezelfde rij, ziet dezelfde kale man, en krijgt dezelfde binocle als 5 jaar geleden in zijn handen. Deze keer zal hij het lot niet kunnen ontlopen. De tweede keer zorgde het (nood)lot ervoor dat dezelfde man in eenzelfde situatie terechtkomt (predestinatie). De gebeurtenissen zullen zich altijd blijven herhalen tot de man eindelijk ingeeft en zijn lot aanvaard en volbrengt. Dat de binocle iemand zal raken staat vast, het noodlot zorgt er juist voor dat de binocle niet de kale man raakt, maar iemand anders.