Lectuurfiche 5
Dolf, een moedige 15-jarige tiener, belandt door zijn eigen nieuwsgierigheid in de middeleeuwen. Door een ongelukje verblijft hij hier veel langer dan uiteindelijk gepland en reist hij mee met de Kinderkruistocht van 1212. Hij wordt meteen geconfronteerd met de barre omstandigheden in deze kruistocht en voelt zich enorm geroepen om hulp te bieden. Samen met 10.000 kinderen en zijn goede vriend Leonardo (die hij in de middeleeuwen heeft leren kennen) trekken ze naar Genua, waar de ‘uitverkorene’ herdersjongen Nicolaas de zee zal splijten. Hierdoor kunnen de kinderen rustig naar het beloofde land trekken om de Saracenen weg te jagen en om daar een prachtig leven te leiden. Jammer genoeg is dit makkelijker gezegd dan gedaan en komen Dolf en de meer dan 10.000 medereizigers in aanraking met corruptie, bedrog, ziektes en meer dan ooit, de dood.
Het verhaal speelt zich af in de middeleeuwen, meer bepaald in 1212 tijden de Kinderkruistochten. Thea Beckman beschrijft de omgeving zo specifiek dat het bijna lijkt alsof ze er geweest is. Ze omschrijft het als een prachtige omgeving met een schitterende ongerepte natuur. De kastelen, kleine riviertjes en bossen zorgen voor een zeer idyllische omgeving waarvan ook de lezer enorm kan genieten.
Maar natuurlijk is het niet altijd rozengeur en maneschijn. De middeleeuwen zijn ook gekend als een uiterst gevaarlijke tijd. Rovers, slechte wegen en de naïve godsdienstigheid van die eeuw zijn problemen waar iedereen in het boek mee te kampen heeft. Deze elementen zorgen ervoor dat het boek ook veel spanning opwekt. Als een boek zich in een andere tijd zou hebben afgespeeld ,zou het verhaal niet zo goed tot zijn recht komen.
Hoofdthema:
Omgaan met de dood:
“De dood was de dagelijkse metgezel van de middeleeuwers.”
In deze kruistochten is de aanwezigheid van de dood onherroepelijk aanwezig. Dagelijks komen de kinderen hiermee in aanraking en moeten ze ermee omgaan. De genadeloze sfeer en spanning waarin deze kinderen leven, moet ondraaglijk zijn. Ze weten dat elke dag hun laatste kan zijn en dat zijn onmenselijke omstandigheden, zeker voor kleine kinderen.
Hun vrienden zien sterven, wordt een alledaagse gebeurtenis waar ze bijna hun hoofd niet meer voor omdraaien. Ze gaan gewoon verder, als kuddedieren, naar hun doel.
Voor een kind van de 20ste eeuw, zoals Dolf, is dit minder makkelijk. Elke nieuwe dode trekt hij zich enorm aan. Hij kan niet zomaar doorlopen en doen alsof er niets gebeurd is. Dit is ook zijn enorme kracht en verschil: zijn medeleven, Dolf’s grote drijfveer. Zonder dit had hij nooit meegegaan met deze kruistochten, had hij nooit kunnen kennismaken met deze kinderen en had hij kortom nooit zo veel over de middeleeuwen ontdekt.
Als Dolfs goede vriend Carolus sterft, neemt zijn verantwoordelijkheid voor de kinderen nog sterker toe. Hij staat erop dat ze allemaal ongeschonden Genua bereiken en hij zal hiervoor ook al het nodige doen.
Elke dode is voor hem een grote nederlaag, maar mentaal ook een enorme boost om het steeds beter te doen. Om steeds in te grijpen tegen de slechte regels en wanorganisatie die de meereizende monniken instellen. Dolfs sterkste kracht komt voort uit zijn omgang met de dood, die hij vanuit de 20ste eeuw heeft meegekregen en dus enorm verschilt tegenover die in de middeleeuwen. Uiteindelijk zorgt dit ervoor dat Dolf een heel groot deel van de kinderen veilig naar Genua kan brengen.
Methode Chambers:
1. Wat vond je leuk aan het boek?
De constante opeenvolging van gebeurtenissen is wat me het meest aansprak in het boek. Het wordt nooit saai. Steeds opnieuw gebeurt er iets of heeft het hoofdpersonage te kampen met een nieuw probleem. Soms is dit een ziekte, dan is het weer corruptie, maar steeds handelt het hoofdpersonage in het belang van de kinderen. Hoe kan hij het dodental beperken? Steeds opnieuw slaagt hij erin een oplossing te vinden.
Het boek heeft ook de nodige rustpunten waarbij even wordt stilgestaan bij de omgeving of waarbij even wordt nagedacht over wat er net is gebeurd in het verhaal. Dit zorgt ervoor dat het heel aangenaam is om te lezen en het erg moeilijk is om neer te leggen.
Ook is de ontwikkeling die Dolf doormaakt in het verhaal, prachtig om te zien. Hij ontpopt zich van koppige tiener tot een nog koppigere volwassene die precies weet wat hij wil. Hij wordt een groots figuur in het verhaal en dit wordt zo mooi geleidelijk aan opgebouwd dat de lezer met een diep respect voor Dolf achterblijft.
2. Is dit een boek om snel te lezen of juist langzaam?
Persoonlijk heb ik het boek op 1 dag uitgelezen, het leest dus enorm snel. Zoals ik reeds heb aangehaald is er steeds een nieuw probleem dat opdaagt waardoor het zeer moeilijk is het boek neer te leggen. Je wil weten wat er nu gebeurt en hoe Dolf of zijn vrienden het zullen oplossen. In de middeleeuwen kan een probleem van overal opduiken en dit zorgt voor een enorme spanning. De lezer voelt ook mee met Dolf en voelt eveneens het overweldigende gevoel van kompassie voor deze kinderen. Door deze emotionele band die wordt gecreëerd tussen hoofdpersonage en lezer wordt de toeschouwer steeds meer betrokken in het verhaal en verliest hij er zichzelf in.
Korte zinnen met veel dialogen zorgen er ook voor dat het boek zeer snel en makkelijk te lezen is. Ze zorgen eveneens voor veel interactie tussen alle personages die elk met hun eigen gedreven karakter het verhaal levendig maken. Hierdoor raakt de lezer steeds meer betrokken bij het verhaal en krijgt hij veel sympathie voor enkele personen.
3. Hoelang duurt de periode waarin het verhaal zich afspeelt?
Het verhaal vertelt de reis van de Kinderkruistocht die ongeveer 2,5 maanden duurt. De kinderen reizen verder, maar Dolf heeft het gevoel dat zijn taak volbracht is, hij bracht de kinderen in veiligheid. Uiteindelijk dringt dat tot hem door en precies op het goede moment krijgt hij bericht van thuis, uit de 20ste eeuw.
De periode heeft in het boek niet bepaald een zeer belangrijke functie. Het gaat meer om de gebeurtenissen zelf dan om de duur ervan. Meer centraal staat de tijd waarin het verhaal zich afspeelt, de middeleeuwen, en de emotionele bagage waarmee Dolf blijft sleuren en die steeds maar groter wordt.
Dolf denkt in deze 2 maanden niet vaak terug aan de 20ste eeuw. Hij maakt veel vergelijkingen tussen de eeuwen, maar heeft reeds geaccepteerd dat hij een inwoner van de middeleeuwen is.
Narratologische uitwerking: vertelperspectief
De verteller in het boek is een externe allodiëgetische verteller. De verteller staat op een hoger niveau, kan uitspraken doen over alle personages en kan sprongen maken in de tijd, maar tegelijk wordt het verhaal echter op zo’n manier verteld dat het lijkt alsof de verteller aan de zijlijn van de gebeurtenissen staat en dus wel enorm bij het verhaal is betrokken.
Dolf wordt in het verhaal gebruikt als een vertellend personage en we krijgen wel inzicht in zijn gevoelens waardoor hij op het eerste zicht op een personale verteller lijkt. Nochtans staan er in het boek hints die erop wijzen dat er zeker sprake moet zijn van een auctoriale verteller. Bijvoorbeeld op pagina 37 zegt de verteller letterlijk: “Natuurlijk verliep dit gesprek niet zo vlot als hier wordt vermeld”. Later zijn er ook enkele bij bedenkingen van de verteller die tussen haakjes staan in het boek. Het lijkt dus alsof het verhaal achteraf wordt verteld door een persoon die een toeschouwer was tijden deze kruistochten en alles heeft meegemaakt. Nochtans wordt deze verteller vaak gebruikt door de auteur om haar eigen mening te reflecteren.
Thea Beckman gebruikt hem/haar enorm om haar kritiek op de maatschappij te uiten. Ze zet de middeleeuwse mentaliteit enorm vaak tegenover onze 20ste-21ste eeuwse mentaliteit: “Wat is er gebeurd met onze goedheid en liefde tegenover de medemens? We hebben wel een heel stelsel van sociale wetten opgebouwd, waardoor zieken, armen en invaliden niet langer van honger omkomen, zoals nu…Maar wat hebben we met de liefde gedaan? Met die eenvoudige, bijna sluwe liefde van Dom Thaddeus? Die hebben we vergeten en vervangen door formulieren in vijfvoud.”
De auteur ziet ook enorm veel gelijkenissen tussen de middeleeuwen en de moderne tijd. We zeggen wel dat de standenmaatschappij volledig verdwenen is, maar is dat ook zo? In het boek haalt Dolf aan dat de middeleeuwers enorm opkijken naar mensen vanuit een hogere stand en dat het vrijwel onmogelijk is om een hogere stand te krijgen. Kortom er is een enorme hiërarchie. In de moderne tijd wordt gezegd dat deze hiërarchie volledig is verdwenen, maar niets is minder waar. Voor een kind dat geboren is in de sloppenwijken is het ook bijna onmogelijk om zich naar een ‘hogere stand’ te werken. Hierop heeft Thea Beckman (in de vorm van Dolf) ook enorm veel kritiek. Maar dit is nog lang niet het enige.
Dolf omschrijft de middeleeuwse natuur als: de schitterende ongerepte natuur. Hij vindt de riviertjes, de middeleeuwse stadjes, de bossen, … prachtig. Schandelijk, vindt hij, dat de mensen van de 20ste-21ste eeuw dit zo makkelijk konden omvergooien. Van deze “prachtige ongerepte natuur” is nauwelijks nog iets over. Op deze mooie bossen staan nu gebouwen of fabrieken en door deze pittoreske stadjes zijn nu dikke asfaltwegen getrokken.
Thea Beckman steekt haar kritiek zeker niet onder stoelen of banken en laat deze in de vorm van Dolfs gedachten zeer helder tot uiting komen. De verteller wordt gebruikt om de onvervalste mening van de auteur duidelijk te maken.